TOELICHTING
Algemeen
Op 1 januari van elk jaar worden op grond van artikel 27 van de Wet op de huurtoeslag
(hierna: Wht) bij ministeriële regeling zowel de inkomensgerelateerde parameters als
de huurgerelateerde parameters van die wet gewijzigd. Deze regeling voorziet daarin
voor het jaar 2019.
De inkomensgerelateerde parameters betreffen de maximale inkomensgrenzen, genoemd
in artikel 14, eerste lid, van de Wht, de minimum-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel
17, eerste lid, van de Wht, de referentie-inkomensijkpunten, genoemd in artikel 18,
eerste lid, van de Wht, en de factoren, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de
Wht. Voorts is een tweetal bedragen uit het Besluit op de huurtoeslag (hierna: Bht)
gewijzigd.
De huurgerelateerde parameters uit de Wht betreffen de maximale huurgrens huurtoeslag,
genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, van de Wht, de kwaliteitskortingsgrens,
genoemd in artikel 20, eerste lid, van de Wht, en de aftoppingsgrenzen, genoemd in
artikel 20, tweede lid, van de Wht, de bij het minimum-inkomensijkpunt behorende normhuur,
genoemd in artikel 17, tweede lid, van de Wht, en de bij het referentie-inkomensijkpunt
behorende normhuur, genoemd in artikel 18, derde lid, van de Wht.
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven
en de burger. Deze regeling betreft enkel cijfermatige aanpassingen van de overigens
ongewijzigde parameters en heeft derhalve evenmin effecten op de regeldruk.
Artikelsgewijs
Artikel 1
A
onder 1
De maximale huurgrens huurtoeslag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a,
van de Wht, is overeenkomstig artikel 27, derde lid, van de Wht gewijzigd met de zogenoemde
tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001,
met dien verstande dat in het eerste en tweede lid van artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting
2001 voor ‘kalenderjaar’ telkens wordt gelezen ‘berekeningsjaar’ en dat in het tweede
lid van dat artikel voor ‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens afgeleid’ wordt gelezen
‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens’. Deze factor is berekend als de verhouding
van de gemiddelde consumentenprijsindex over juli 2017 tot en met juni 2018 ten opzichte
van de gemiddelde consumentenprijsindex over juli 2016 tot en met juni 2017, zijnde
1,0137.
onder 2
De maximale huurgrens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b (de zogenoemde
jongerengrens), van de Wht, is conform artikel 27, derde lid, van de Wht gewijzigd
met het percentage van de verwachte huurprijsontwikkeling, zijnde 1,7.
B
De norminkomens, genoemd in artikel 14, eerste lid, van de Wht, zijn, op de wijze
als beschreven in artikel 27, eerste lid, van de Wht, gewijzigd met de tabelcorrectiefactor,
bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met dien verstande dat
in het eerste en tweede lid van laatstgenoemd artikel voor ‘kalenderjaar’ telkens
wordt gelezen ‘berekeningsjaar’ en dat in het tweede lid van dat artikel voor ‘Consumentenprijsindex
Alle Huishoudens, afgeleid van het Centraal Bureau voor de Statistiek’ wordt gelezen
‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens, van het Centraal Bureau voor de Statistiek’,
zijnde 1,0137.
Daarnaast is overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wht overwogen of de bedragen,
genoemd in artikel 14, eerste lid (norminkomens), moesten worden gewijzigd ter voorkoming
van onbedoelde gevolgen van maatregelen met betrekking tot de inkomens boven het minimum-inkomensijkpunt.
Dat bleek niet het geval.
onder 1 en 2
De onafgeronde bedragen, genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdelen a en b, van
de Wht zijn vervolgens overeenkomstig artikel 27, zevende lid, van de Wht naar boven
afgerond op een veelvoud van € 25. De onafgeronde bedragen, genoemd in artikel 14,
eerste lid, onderdelen c en d, van de Wht zijn overeenkomstig artikel 27, zevende
lid, naar boven afgerond op hele eurocenten.
Geen huurtoeslag wordt verstrekt indien het rekeninkomen bij de eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens
meer bedraagt dan de (afgeronde) grens, genoemd in artikel 14, eerste lid, onderdelen
a en b, van de Wht, zijnde € 22.700 voor eenpersoonshuishoudens en € 30.825 voor meerpersoonshuishoudens.
onder 3 en 4
Bij de ouderenhuishoudens worden de norminkomens, zoals die zijn opgenomen in artikel
14, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wht, nog vermeerderd met de tegemoetkoming,
bedoeld in artikel 3 van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen
(per 1 januari 2019: € 302,75 bij eenpersoonsouderenhuishoudens en € 605,50 bij meerpersoonsouderenhuishoudens).
In verband met het afschaffen van de fiscale aftrekmogelijkheid voor buitengewone
uitgaven in 2009 worden, evenals in de Regeling huurtoeslaggrenzen 2017, de norminkomens
voor eenpersoonsouderenhuishoudens verhoogd met € 665 en voor meerpersoonsouderenhuishoudens
met € 1.462.
De (conform artikel 27, zevende lid, van de Wht afgeronde) som van deze bedragen,
zijnde € 22.675 voor eenpersoonsouderenhuishoudens en € 30.800 voor meerpersoonsouderenhuishoudens,
vormt het rekeninkomen voor de ouderenhuishoudens waarboven geen huurtoeslag wordt
verstrekt.
C
Artikel 27, derde lid, van de Wht bepaalt dat jaarlijks per 1 januari de normhuur
die behoort bij het minimum-inkomensijkpunt bij ministeriële regeling wordt gewijzigd.
De normhuur voor dit inkomensijkpunt bepaalt mede de hoogte van de huurtoeslagbedragen.
De normhuur maakt onderdeel uit van de zogenoemde basishuur (het gedeelte van de rekenhuur
dat ten minste voor rekening van de huurder blijft).
De normhuur voor het minimum-inkomensijkpunt wordt gewijzigd met het percentage van
de huurprijsontwikkeling zoals die naar redelijke verwachting in het tijdvak dat loopt
van 1 juli van het aan het berekeningsjaar voorafgaande jaar tot 1 juli van het berekeningsjaar
zal plaatsvinden (artikel 27, derde lid, van de Wht). Daarnaast wordt de normhuur
voor het minimum-inkomensijkpunt gewijzigd met het percentage waarmee het bedrag,
bedoeld in artikel 21, onderdeel b, van de Participatiewet is gewijzigd, als dat percentage
lager is dan het in het derde lid van artikel 27 bedoelde percentage. De indexering
is dan gekoppeld aan het stijgingspercentage van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden
(artikel 27, vierde lid, van de Wht).
De huurprijsontwikkeling, zoals die naar redelijke verwachting per 1 juli zal plaatsvinden,
bedraagt 1,7%. De ontwikkeling van het netto-bijstandsinkomen van gehuwden bedroeg
in 2018 3,37% en is daarmee hoger dan het percentage van de verwachte huurprijsontwikkeling.
De normhuren zijn derhalve per 1 januari 2019 gewijzigd met het percentage van de
verwachte huurprijsontwikkeling, zijnde 1,7.
De normhuur bij het minimum-inkomensijkpunt van € 208,14 (artikel 17, tweede lid,
van de Wht) wordt als gevolg van de wijziging aan de hand van de bijstandsontwikkeling
verhoogd tot € 211,68 (krachtens artikel 27, zevende lid, eerste volzin, van de Wht
wordt de normhuur naar boven afgerond op hele eurocenten).
D
onder 1
Ingevolge artikel 27, zesde lid, van de Wht worden de referentie-inkomensijkpunten
aangepast met hetzelfde percentage als waarmee de minimum-inkomensijkpunten worden
aangepast. Ook de niet afgeronde referentie-inkomensijkpunten zijn vervolgens overeenkomstig
artikel 27, zevende lid, van de Wht naar boven afgerond op een veelvoud van € 25.
onder 2
Artikel 27, derde lid, van de Wht bepaalt dat jaarlijks per 1 januari de normhuur
die behoort bij het referentie-inkomensijkpunt bij ministeriële regeling wordt gewijzigd.
De normhuur bepaalt mede de hoogte van de huurtoeslagbedragen. De normhuur maakt onderdeel
uit van de zogenoemde basishuur (het gedeelte van de rekenhuur dat ten minste voor
rekening van de huurder blijft). (Zie ook de toelichting bij artikel 1, onderdeel
C.)
De normhuur bij het referentie-inkomensijkpunt is per 1 januari 2019 gewijzigd met
het percentage van de verwachte huurprijsontwikkeling, zijnde 1,7%, krachtens artikel
27, zevende lid, eerste volzin, naar boven afgerond op hele eurocenten, en komt op
€ 430,30.
E
onder 1
De kwaliteitskortingsgrens, genoemd in artikel 20, eerste lid, van de Wht, is, overeenkomstig
artikel 27, derde lid, van de Wht, gewijzigd met het percentage van de verwachte huurprijsontwikkeling,
zijnde 1,7.
De kwaliteitskortingsgrens is, op grond van artikel 21, eerste lid, onderdeel a, van
de Wht, het bedrag tot welk de huur voor 100% wordt gesubsidieerd en bedraagt voor
2019 € 424,44.
De aftoppingsgrenzen, genoemd in artikel 20, tweede lid, van de Wht, zijn, overeenkomstig
artikel 27, derde lid, van de Wht, gewijzigd met het percentage van de verwachte huurprijsontwikkeling,
zijnde 1,7.
De aftoppingsgrenzen zijn de bedragen waarboven, op grond van artikel 21, eerste lid,
onderdeel c, van de Wht, alleen bepaalde categorieën huurtoeslagontvangers nog recht
hebben op gedeeltelijke (40% van de huurprijs) subsidiëring en bedragen voor 2019
€ 607,46 voor één- en tweepersoonshuishoudens en € 651,03 voor huishoudens bestaande
uit drie of meer personen.
Artikel 2
Op verzoek van de huurder blijft voor de toepassing van artikel 2 van de Wht, van
artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de op die artikelen
berustende bepalingen, diens partner of een medebewoner buiten beschouwing indien
sprake is van een verzorgingsbehoefte bij de huurder, diens partner of een medebewoner
(artikel 2a van het Besluit op de huurtoeslag (hierna: Bht)).
In voorkomende gevallen kan, ingevolge artikel 2a, tweede lid, van het Bht een beroep
worden gedaan op deze zogenoemde ‘bijzondere gevallen’ indien (onder meer) het voordeel
uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001
over het berekeningsjaar van de buiten beschouwing te laten persoon, niet meer bedraagt
dan € 4.202 (in 2018), dan wel het gezamenlijke toetsingsinkomen van de huurder, diens
partner en de medebewoners, met inbegrip van de hiervoor bedoelde buiten beschouwing
te laten persoon, niet meer bedraagt dan € 46.100 (in 2018).
Ingevolge artikel 2a, vierde lid, van het Bht worden die bedragen, genoemd in artikel
2a, tweede lid, onderdelen b en c, van het Bht, jaarlijks geïndexeerd op de wijze
zoals beschreven in artikel 27, eerste lid, van de Wht en dus aangepast met de tabelcorrectiefactor,
bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met dien verstande dat
in het eerste en tweede lid van laatstgenoemd artikel voor ‘kalenderjaar’ telkens
wordt gelezen ‘berekeningsjaar’ en dat in het tweede lid van dat artikel voor ‘Consumentenprijsindex
Alle Huishoudens, afgeleid van het Centraal Bureau voor de Statistiek’ wordt gelezen
‘Consumentenprijsindex Alle Huishoudens, van het Centraal Bureau voor de Statistiek’,
zijnde 1,0137. Vervolgens wordt het bedrag, genoemd in artikel 2a, tweede lid, onderdeel
c, van het Bht, op grond van artikel 2a, vierde lid, van het Bht naar boven afgerond
op een veelvoud van € 25.
Per 1 januari 2019 gelden dan de volgende bedragen: ten aanzien van het voordeel uit
sparen en beleggen geldt een grens van € 4.260, en voor het gezamenlijke toetsingsinkomen
geldt een grens van € 46.750.
Artikel 3
Ingevolge artikel 27, vijfde lid, van de Wht, worden jaarlijks per 1 januari de minimum-inkomensijkpunten vastgesteld. De basis voor deze bedragen wordt blijkens artikel 17, eerste
lid, van de Wht, voor eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens gevormd door de bedragen
die in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
zijn opgenomen.
Het minimum-inkomensijkpunt wordt verkregen door:
-
a) voor een eenpersoonshuishouden: de uitkomst van 81% van het twaalfvoud van het voor
de maand januari van het berekeningsjaar geldende bedrag per maand, bedoeld in artikel
8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, zoals
dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, te vermeerderen
met € 572;
-
b) voor een meerpersoonshuishouden: de uitkomst van 108% van het twaalfvoud van het bedrag
per maand, bedoeld in onderdeel a, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in
het berekeningsjaar zal luiden, te vermeerderen met € 144.
Voor ouderenhuishoudens wordt het minimum-inkomensijkpunt gebaseerd op bedragen die
in de Algemene Ouderdomswet zijn opgenomen.
De niet afgeronde minimum-inkomensijkpunten zijn vervolgens overeenkomstig artikel
27, zevende lid, van de Wht naar boven afgerond op een veelvoud van € 25.
Dit heeft geleid tot een minimum-inkomensijkpunt van € 16.300 voor eenpersoonshuishoudens
en van € 21.100 voor meerpersoonshuishoudens.
Voor ouderen is daarenboven de ongewijzigde franchise van € 1.675 voor alleenstaanden
en € 1,050 voor gehuwden bijgeteld.
Ten slotte is, evenals in de Regeling huurtoeslaggrenzen 2018, voor ouderen een bedrag
van
€ 665 voor eenpersoonshuishoudens onderscheidenlijk € 1.462 voor meerpersoonshuishoudens
toegevoegd als (gedeeltelijke) compensatie voor het verlies aan huurtoeslag als gevolg
van het afschaffen van de fiscale aftrekmogelijkheid voor buitengewone uitgaven.
Dit heeft geleid tot een minimum-inkomensijkpunt van € 17.875 voor eenpersoonsouderenhuishoudens
en van € 23.900 voor meerpersoonsouderenhuishoudens.
Artikel 4
De normhuren, bedoeld in artikel 17, tweede en derde lid, van de Wht, zijnde het inkomensafhankelijke
deel van de eigen bijdrage van de huurtoeslagontvanger aan de huurprijs, worden berekend
overeenkomstig de in artikel 19, tweede lid, van de Wht opgenomen formule. De bij
de berekening volgens die formule gebruikte factoren worden ingevolge artikel 19,
vierde lid, van de Wht jaarlijks per 1 januari herzien. Dit artikel bevat de voor
2019 geldende factoren.
Artikel 6
Overeenkomstig het stelsel van vaste verandermomenten treedt deze regeling in werking
met ingang van 1 januari 2019. De uitzondering hoge publieke en private kosten is
in dit geval van toepassing op de invoeringstermijn.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren